Overslaan en naar de inhoud gaan

Uitspraak Hoge Raad over slapende dienstverbanden

Op 8 november 2019 heeft de Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan inzake de zogenaamde slapende dienst­verbanden. Als gevolg van deze uitspraak kan een werkgever een dienstverband niet langer slapend laten voortduren als de werknemer dat niet wenst.

30 oktober 2020

Slapend dienstverband

Sinds 1 juli 2015 zijn werkgevers verplicht om aan een werknemer die 104 weken of langer in dienst is geweest en van wie de arbeidsovereenkomst eindigt op initiatief van de werkgever, een transitievergoeding te betalen. Deze verplichting geldt ook voor het ontslag van werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn geweest.

Om betaling van de transitievergoeding te voorkomen, kozen veel werkgevers ervoor om een dienstverband slapend (zonder betaling van loon aan de werknemer) te laten voortduren.

Compensatieregeling

Om een einde te maken aan de slapende dienstverbanden is door de wetgever een nieuwe regeling in het leven geroepen, genaamd de Wet compensatie transitievergoeding. Deze wet gaat in per 1 april 2020 en  voorziet in een compensatieregeling voor werkgevers die na beëindiging van het dienstverband wegens langdurige arbeidsongeschiktheid een transitievergoeding hebben betaald. De compensatie voor de betaalde transitievergoeding zal door het UWV worden verstrekt.

Na de bekendmaking van de compensatieregeling bleef er onder rechters onduidelijkheid bestaan of er nu wel of niet een verplichting is voor werkgevers om slapende dienstverbanden op verzoek van de werknemer te beëindigen met betaling van een transitievergoeding aan de werknemer. Daarom is aan de Hoge Raad gevraagd om hierover een oordeel te geven.

Uitspraak Hoge Raad

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de werkgever op grond van goed werkgeverschap verplicht is om een slapend dienstverband te beëindigen als de werknemer daar om verzoekt en de werkgever geen redelijk belang heeft bij voortduring daarvan. De werkgever is in dat geval verplicht om aan de werknemer de transitievergoeding te betalen. Deze transitievergoeding wordt berekend vanaf de datum dat de werknemer in dienst is gekomen tot het einde van de periode van 104 weken ziekte. Doet een werkgever dat niet, dan is de werkgever een schadevergoeding verschuldigd aan de werknemer en zou de werknemer in een gerechtelijke procedure deze schadevergoeding kunnen vorderen. Deze schadevergoeding wordt naar verwachting niet door het UWV gecompenseerd.  

De werkgever kan een redelijk belang hebben bij voortzetting  van het dienstverband als er reëel vooruitzicht is op re-integratie van de arbeidsongeschikte werknemer. De werkgever moet dan bewijzen dat daarvan sprake is. Als tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid weinig of geen pogingen zijn gedaan om de werknemer te re-integreren, zal de werkgever waarschijnlijk moeilijk kunnen bewijzen dat er nu ineens wel re-integratiemogelijkheden zijn.

Wat te doen met de huidige slapers?

Voor de berekening van de transitievergoeding lijkt de Hoge Raad te verwijzen naar de regels die op het moment van het bereiken van de 104 weken ziekteperiode  gelden. Voor de compensatievergoeding kijkt het UWV naar het moment waarop het dienstverband is beëindigd. Op 1 januari 2020 treedt de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB) in werking. Onder de WAB wordt de transitievergoeding verlaagd. De Hoge Raad gaat in haar uitspraak niet in op deze wetswijziging. Mogelijk loopt u als werkgever dus het risico dat u niet de hele transitievergoeding gecompenseerd krijgt, als u het dienstverband met huidige slapers na 1 januari beëindigt.

Om dat risico te voorkomen is het raadzaam om de dienstverbanden met de huidige slapers voor 1 januari 2020 te beëindigen.

Vragen?

Heeft u een Rechtsbijstandverzekering Bedrijven bij TVM en heeft u nog vragen? Neem dan contact met ons op:

(0528) 29 24 16
rechtsbijstandbedrijf@tvm.nl