Tips van onze scheepvaart expert
Onderhoud Stage V-motoren met katalysator en eventueel roetfilter
Onderhoud van de katalysator en/of roetfilter blijkt merk/type afhankelijk te zijn. Doe in uw specifieke geval daarom navraag bij uw leverancier, dealer of fabrikant of het onderstaande wel of niet noodzakelijk is:
- Dienen eventuele filters in het toevoersysteem van de AdBlue/ Ureumoplossing periodiek vervangen te worden?
- Heeft de DEF-injectieklep een specifieke standtijd en deze dient tussentijds geïnspecteerd te worden?
- Dienen de NOx, temperatuur en druksensoren periodiek vervangen te worden?
- Kan de katalysator en eventueel het roetfilter (preventief) gereinigd worden en/of hebben deze onderdelen een kortere operationele levensduur dan de motor zelf?
- Kan de katalysator en eventueel het roetfilter los geleverd en gemonteerd worden of dient het totale nabehandelingssysteem bij technisch falen vervangen te worden?
- Wordt de katalysator en eventueel het roetfilter beschouwd als vast onderdeel van de motor, hetgeen bij een grote motorschade (totaal verlies) van invloed kan zijn op uw motordagwaarde?
- Informeer TVM over de verzekerde waarde van uw gehele motorinstallatie en laat u door TVM informeren over de verzekeringsoptie ‘motordekking uitgebreid’.
Adviezen onderhoud brandstofopslag- en toevoersystemen aan boord van schepen en wat te doen bij brandstof gerelateerde problemen:
- Zorg dat er geen of zo min mogelijk water in de brandstoftanks kan komen (bijvoorbeeld via ventilatie, vulslangen, etc.).
- Voorzie de onderzijde van alle bunkertanks van een goed bereikbare (zelfsluitende) aftapkraan (indien niet al aanwezig).
- Voorzie het brandstoftoevoer- systeem van een brandstof- en/of waterafscheider (indien niet al aanwezig).
- Tap met regelmaat het water/sludge onderin de bunkertanks af (minstens 1x per week).
- Vervang de brandstof voor- & fijnfilters tijdig en strikt conform de standtijden zoals opgegeven door de filterleverancier en/of motorfabrikant en/ of -dealer.
- Reinig periodiek de binnenzijde van de brandstoftanks (minimaal eens in de vijf jaar).
Bunkeren van biobrandstoffen met een (>7%) FAME component
- Informeer bij de brandstofeverancier - bij iedere bunkering - naar het bijmengpercentage en documenteer deze percentages.
- Probeer de bunkeroperaties zodanig te organiseren dat de biobrandstof niet langer dan drie tot zes maanden wordt opgeslagen.
- Neem een brandstofmonster tijdens het bunkeren, creëer hiervoor eventueel een monsterpunt in het brandstoftoevoersysteem.
- Laat jaarlijks de aan boord opgeslagen brandstof bemonsteren en analyseren (controle glycerideformatie en bacterie- en schimmelgroei).
- Informeer bij de motorfabrikant en/of -dealer of de onderhoudsintervallen wijzigen bij welke percentages FAME-blends.
- Overweeg om te investeren in een continu circulerend brandstoffiltratiesysteem.
Wat te doen bij brandstofgerelateerde problemen?
- Maak direct melding bij TVM, evenals via de door het CBRB, Koninklijk BLN-Schuttevaer, IVR, NOVE en VOS geïnitieerde website www.meldpunt-binnenvaart.nl.
- Informeer bij de motorfabrikant en/of -dealer of de motor (en het eventuele uitlaatgasnabehandelings- systeem) bestand is tegen het gebruik van bacteriedodende additieven.
- Bemonster en analyseer de aan boord opgeslagen brandstof (controle op: ISO 3015 cloud point - EN 116 cold filter plugging point - EN 14078 range FAME - % water).